Tuchtrechtspraak en klachtencommissies (Art. 8 Ordereglement)

Artikel 8.Tuchtrechtspraak
1)De tuchtrechtspraak heeft ten doel het weren en beteugelen van misslagen van leden van de Orde in de uitoefening van hun beroep en van inbreuken op verordeningen van de Orde en op de eer van de stand. Het is de taak van het bestuur van de Orde daartoe raden van tucht te laten functioneren wanneer klachten tegen een lid worden ingediend. Bij een klacht zal het bestuur van de Orde wijzen op de mogelijkheid van mediation door een of meerdere leden uit bij voorkeur dezelfde Kamer als het betreffende lid om de financiƫle gevolgen zoals omschreven in onderdeel 12 van dit artikel te voorkomen. Ieder lid van de Orde is gehouden mee te werken aan het gestelde in dit artikel.
2)De tuchtrechtspraak wordt in eerste aanleg uitgeoefend door een of meer raden van tucht. Deze worden zoveel als mogelijk samengesteld uit leden van dezelfde Kamer als het lid waarover een klacht is ingediend. De tuchtrechtspraak in hoger beroep wordt uitgeoefend door zoveel mogelijk bestuursleden van de Kamer waartoe het lid behoort. Als voorzitter van de raad van tucht in eerste aanleg dan wel in hoger beroep wordt een jurist benoemd die geen lid is van de Orde. Aan de behandeling en de beslissing van tuchtzaken wordt op straffe van nietigheid van de beslissing deelgenomen door drie of vijf leden van de raad van tucht, onder wie de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter.
3)De raad van tucht neemt een tegen een lid van de Orde gerezen bezwaar in behandeling hetzij op een bij de raad ingediende klacht, hetzij op verzoek van het bestuur van de Orde, hetzij op verzoek van het bestuur van een Kamer van de Orde, hetzij ambtshalve. De raad van tucht geeft van het in behandeling nemen van een bezwaar onverwijld kennis aan het betrokken lid onder vermelding van het bezwaar.
4)Een lid van een raad van tucht kan zich verschonen en kan worden gewraakt, indien er te zijnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Over de verschoning of wraking wordt door de overige leden van de raad zo spoedig mogelijk beslist. In geval van staking van stemmen is het verzoek tot wraking of verschoning toegestaan.
5)De raad van tucht beslist aangaande een tegen een lid gerezen bezwaar niet dan na verhoor, althans oproeping bij aangetekende brief, van het betrokken lid, benevens, indien de behandeling op klacht, dan wel op verzoek van het bestuur geschiedt, van de klager, onderscheidenlijk van het bestuur.
6) Het betrokken lid kan – tenzij de raad beveelt, dat hij in persoon zal verschijnen – zich ter terechtzitting doen vertegenwoordigen door een daartoe gemachtigde. Hij kan zich door een raadsman doen bijstaan. De raad kan weigeren bepaalde personen, die niet advocaat zijn, als gemachtigde of als raadsman toe te laten. Bij zodanige weigering houdt de raad de zaak tot een volgende zitting aan. Het betrokken lid en zijn raadsman worden in de gelegenheid gesteld tijdig van de processtukken kennis te nemen. De raad van tucht behandelt het bezwaar in een openbare zitting. De raad kan om gewichtige redenen beslissen dat de behandeling geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaats vinden.
7)De raad van tucht kan getuigen en deskundigen oproepen en horen. Ten aanzien van de beƫdiging van de getuigen is artikel 177 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten. Ten aanzien van de getuigen en deskundigen zijn de artikelen 217-219 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing. De getuigen en deskundigen ontvangen desverkiezende op vertoon van hun oproeping of dagvaarding schadeloosstelling, door de voorzitter van de raad te begroten overeenkomstig het bij of krachtens het Tarief van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken bepaalde.
8)De beslissing van de raad van tucht aangaande een tegen een lid gerezen bezwaar is op straffe van nietigheid met redenen omkleed en wordt in het openbaar uitgesproken. De raad zendt van zijn beslissing onverwijld bij aangetekende brief afschrift aan het betrokken lid, en, indien naar aanleiding van een klacht is beslist, aan de klager, alsmede aan het bestuur.
9)In geval van doorhaling van een inschrijving in het register van de Orde blijft de betrokkene ter zake van handelingen en gedragingen, die gedurende de tijd, dat hij ingeschreven stond, hebben plaats gehad, aan de tuchtrechtspraak onderworpen.
10)Het berechtende college zal, indien het oordeelt, dat het tegen het betrokken lid gerezen bezwaar gegrond is, een der volgende maatregelen kunnen opleggen:
a)schriftelijke waarschuwing;
b)schriftelijke berisping;
c)schorsing als lid, voor ten hoogste zes maanden;
d)doorhaling van de inschrijving in het register.
11)Het berechtende college kan voorts bij zijn beslissing bepalen, dat deze, al dan niet met de gronden waarop zij berust, geheel of gedeeltelijk zal worden openbaar gemaakt. Het bepaalt daarbij tevens de wijze, waarop de openbaarmaking zal geschieden.
12)Het berechtende college kan voorts de klager of het betreffende lid veroordelen tot betaling van de proceskosten en de kosten van bijstand. Onafhankelijk daarvan kan ook het bestuur van de Orde of een Kamer besluiten tot kostenveroordeling. De klager verklaart zich bij voorbaat met kostenveroordeling akkoord bij het indienen van zijn klacht alvorens de klacht in behandeling wordt genomen en mediation door klager wordt afgewezen. De beklaagde heeft zich bij voorbaat akkoord verklaard met kostenveroordeling,ook bij mediation, door zijn inschrijving in het register.
13)In alle gevallen zal een door het bestuur ingestelde commissie contact opnemen met het betreffende lid over de mogelijkheden en maatregelen wenselijk of noodzakelijk om herhaling van een dergelijke klacht te voorkomen.
14)De maatregel van schorsing brengt mede verlies, voor de tijd dat de maatregel van kracht is, van het recht de titels van de Orde of de Kamer te voeren. De maatregel van schorsing gaat in bij het onherroepelijk worden van de beslissing of op zodanig tijdstip nadien als in de beslissing is bepaald.
15)Tegen een beslissing van de raad van tucht in eerste aanleg aangaande een tegen een lid gerezen bezwaar kan binnen twee maanden na de dag van verzending van de aangetekende brief met haar vonnis, beroep worden ingesteld bij raad van tucht in hoger beroep door a. het betrokken lid, indien het bezwaar geheel of gedeeltelijk gegrond is verklaard; b. door de klager, indien zijn bezwaar geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard; c.door het bestuur van de Orde of een zelfstandige Kamer.
16)Het bestuur van de Orde is bevoegd om, gehoord het advies van de klachtencommissie, zelfstandig en ongeacht het oordeel van het berechtende college te bepalen of de beslissing van het berechtende college al dan niet met de gronden waarop zij berust, geheel of gedeeltelijk zal worden openbaar gemaakt.
17)Het bestuur van een Kamer is bevoegd het betreffende lid te schrappen uit het register van de betreffende Kamer.
18)Het bestuur van de Orde draagt zorg voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen van schriftelijke waarschuwing, van schriftelijke berisping en van doorhaling van de inschrijving in het register en eventuele openbaarmaking. De tenuitvoerlegging en de openbaarmaking geschieden niet voordat de beslissing onherroepelijk is geworden.